De oplossing in het probleem
Rond mijn vijftiende begon ik me druk te maken over mijn eten. In mijn klas begonnen meisjes, die net als ik niet dik waren, te lijnen. Niet veel later stond ook ik in bikini voor de spiegel te draaien. Een paar kilo eraf zou genoeg zijn. Daarmee begon mijn strijd tegen eten. Meestal ging ik met een soort superdieet aan de gang waarmee je in enkele dagen die paar kilo kwijt zou raken. Soms lukte dat ook wel, maar natuurlijk zaten ze er ook net zo vlug weer aan. Al snel was een ‘goede’ dag voor mij een dag waarop ik me aan mijn eetregels hield en een ‘slechte’ dag een dag waarin ik de mist in ging. Het ging me steeds meer in beslag nemen: de goede voornemens, nieuwe diëten vinden of zelf verzinnen, calorieën tellen, wegen.
Mijn relatie met eten werd een haat/liefde verhouding. Als een dieet mislukte had ik het gevoel dat ik snel zo veel mogelijk moest eten voordat ik weer door zou gaan met diëten. Dat leverde standaard vreetbuien op. De snelle ‘drie-dagen- diëten’ maakten plaats voor levenslange voornemens. Met een vreetbui had ik steeds meer het idee: nog één laatste keer alles eten wat ik wilde, om daarna voor de rest van mijn leven gezond en weinig te eten. Dit werd nog extremer toen ik op mijn achttiende in aanraking kwam met een natuurvoedings- leer. Mijn ideeën over eten werden Spartaans en ik schreef dagboeken vol met epistels over eten. Ik probeerde mezelf te hersenspoelen en geloofde dat als ik mezelf inspirerend en overtuigend genoeg toesprak, ik mijn dieet voor altijd vol zou houden. Met als enig gevolg dat de vreetbuien steeds erger werden. Met anderen om me heen at ik gezond en verkondigde ik mijn aangeleerde voedingsprincipes. De vreetbuien waarin ik alles at wat in mijn ogen ongezond was, had ik stiekem.
Zo ging ik eens op vakantie met vriendinnen naar Frankrijk. Pakjes gedroogde misosoep en geroosterde rijst moesten ervoor zorgen dat ik zelfs op vakantie niet van mijn strenge voornemens af zou wijken. Steevast elke ochtend na mijn gezonde ontbijt verzon ik smoezen om alleen te zijn, zodat ik alsnog kon toegeven aan mijn drang om te vreten.
Kortom, al mijn diëten mislukten altijd en de bodemloze trek werd steeds angstaanjagender. De noodzaak te controleren leek onvermijdelijk. De trek voelde grenzeloos en moest tegengehouden worden. Ik zag totaal het verband niet tussen de trek en de controle.
Inmiddels zag ik mezelf als eetverslaafde. In die tijd begon de media er wat meer aandacht aan te besteden en af en toe verscheen er in een tijdschrift een artikel waarin ik mezelf herkende. Ik begon te beseffen dat ik wel wat hulp kon gebruiken. Na jaren van mislukken zag ik in dat het niet zo simpel zou zijn om mezelf te laten ophouden met vreten.
Ik volgde een therapeutisch weekend voor eetverslaafden. Daarmee erkende ik voor het eerst naar buiten toe dat ik problemen met eten had. Een tijdje daarna ging ik in groepstherapie bij een psychologe die zich gespecialiseerd noemde in eetverslaving. Na een half jaar van wekelijkse sessies en huiswerkopdrachten bleek de hele groep nog net zoveel en vaak te vreten als voorheen. In het afrondingsgesprek adviseerde ze mij individueel hulp te zoeken bij een psychiater omdat ik te ver heen was om baat te hebben bij groepstherapie. Dat haar therapie waardeloos was kon ze natuurlijk moeilijk toegeven. Afijn, ik zocht contact met de psychiater die ze me aanbevolen had. Hij was echter op vakantie, gelukkig, denk ik nu achteraf, en ik kreeg zijn antwoordapparaat.
Ik was heel bang om weer alleen te staan met het probleem, om me weer te isoleren in mijn geheime eenzame strijd. Tot de psychiater terug was, besloot ik daarom de OA maar te proberen. Het telefoonnummer had ik maanden daarvoor uit de krant gescheurd. De naam vond ik maar vreemd en het trok me niet aan dus het was bijzonder dat ik het toch al die tijd bewaard had. Ik belde omdat ik op dat moment niets anders wist waar ik terecht kon.
Eenmaal op de bijeenkomst voelde ik me direct thuis. De psychiater was ik snel vergeten. Machteloos over eten. Dat was niet moeilijk om toe te geven. Door mijn ontelbare keren falen kon ik dat niet meer ontkennen. Ik zag dat het ernst was; dat programma had ik nodig. Ik nam me voor heel erg mijn best te doen. Ik had niet door dat ik daarmee nog steeds zelf mijn machteloosheid probeerde te overwinnen!
In die begintijd had nog niemand onthouding. Iedereen deed zijn best zich te houden aan een voedselplan en een sponsor te bellen vóór de eerste dwangmatige hap te nemen. Meestal belde ik ná een vreetbui, en beloofde dan beterschap aan mijn sponsor die trouwens zelf ook nog midden in het vreten zat. Het was in die tijd echt ‘de lamme helpt de blinde’. We wisten voor elkaar heel goed wat de bedoeling was maar zelf brachten we er niets van terecht. Terugkijkend begrijp ik nu dat ik me aan het voedselplan probeerde te houden net zoals ik al die jaren had geprobeerd me aan een dieet te houden. En dus was het gedoemd te mislukken. Ik was immers machteloos. Maar ik dééd niet machteloos! Ik deed waanzinnig mijn best en geloofde dus eigenlijk wel dat ik zelf invloed kon hebben op mijn eetgedrag. (Hoezo machteloos?)
Na zeven maanden in OA, inmiddels 26 jaar en net bevallen van mijn zoontje, was de chaos compleet. Mijn baby was heel makkelijk en tussen de vreetgekte door kon ik mijn moederrol nog net spelen. Maar ik was totaal geobsedeerd door eten. Vreten, misselijk op bed liggen, eten kopen, eten weggooien als mijn dieet of voedselplan weer begon, naar bijeenkomsten gaan. Het was een zootje. Vaak, als ik met mijn zoontje ging wandelen, stouwde ik onderweg de kinderwagen vol met eten waarvan ik mezelf niet kon weerhouden het te kopen en ging dan richting park om het allemaal op te eten. Jaloers keek ik dan naar de alcoholisten die zich daar altijd, met veel drank, rond hetzelfde bankje verzamelden en die tenminste elkaar nog hadden. Ondanks OA voelde ik me dan vreselijk alleen met mijn probleem.
In oktober 1985, op de dag dat mijn onthouding begon, had ik ook zo’n rondje park achter de rug. Ongelukkig en panisch van angst kwam ik thuis. Want normaal gesproken kon ik mezelf na een vreetbui geestelijk enigszins opkrikken door me heilig voor te nemen mijn voedselplan vanaf nu vol te houden. Maar deze ochtend zat ik bomvol met eten en in plaats van goede voornemens had ik alleen maar onbedwingbare trek. Totale paniek. Ik voelde dat ik niet meer kon leven met vreten maar ook niet zonder. Moest ik dan maar een eind aan mijn leven maken? Ik zag geen weg meer uit dit dilemma. Ik belde mijn sponsor. Ze móest me helpen. Ik was zó bang dat ik nooit meer zou stoppen met eten.
Het werd een heel kort gesprek. Ze had geen zin meer om met me te praten. Het had geen nut zei ze. Ik hield me toch nooit aan mijn woord. Ze had er genoeg van. En toen hing ze gewoon op. Verdwaasd zat ik met de hoorn in mijn hand. Wat nu?
Maar ze had gelijk. Ik had me al die jaren elke dag voorgenomen om ‘goed’ te eten en het was nooit gelukt. Ondanks al die dagboeken vol over het hoe en waarom en de minutieus uitgedachte diëten en voedselplannen. Waarom zou het me vandaag wel lukken als het al die dagen niet gelukt was? Bijna twaalf jaar lang, twaalf maal 365 dagen. Ik kon het gewoon niet. Ik kon het echt niet. Ik kon mijn eten niet controleren en het had geen zin meer om het te proberen. Voor het eerst voelde ik me niet alleen machteloos, ik dééd ook machteloos! Mijn verzet was gebroken.
Dan maar vreten, dacht ik. Dan maar tachtig kilo worden. Er zat niets anders op. Ik liet mezelf toe te eten. Een wonder! Wat ik daarna ervaarde was voor mij de doorbraak: Als ik dan toch alles ging eten wat ik wilde eten, dan wachtte ik liever even tot al dat eten was gezakt. Want ik zat nog zo vol. Ik, die spontaan, zonder dwang, voelde dat ik niet wilde eten! Na een paar minuten verwondering over die rust, wist ik dat ik onthouding had. Hoe kun je dat weten als je nog nooit iets volgehouden had? Ik wist het omdat ik dit kon volhouden. Ik deed namelijk niets. Totaal niets. Als mijn rust daarvan afhing wist ik dat ik dit tot mijn graf vol kon houden. Ik was zo opgelucht! Het was zo wonderlijk simpel. Maar er was wel een totale erkenning van mijn machteloosheid voor nodig geweest.
Er gebeurde nog iets. Als ik dan toch alles zou eten wat ik ging eten, dan kon ik er net zo goed maar zo veel mogelijk van genieten. Dat was ook nieuw. In die vreetbuien was het eten altijd al op voor ik er erg in had. Het was nooit bevredigend. Mijn onthouding werd een les in ‘eten met liefde omarmen’. Altijd toelaten. De deur naar de trek openzetten in plaats van dichtduwen. Als ik twijfelde of ik nog trek had, bijvoorbeeld ’s avonds heel laat of als ik al veel op had, dan at ik altijd wel. Dat was zo’n beetje de enige regel: bij twijfel altijd eten en zo veel mogelijk genieten.
Het eerste jaar van mijn onthouding at ik bijna alleen ‘ongezond’. Het was een verademing om dat in vrijheid te kunnen en mogen doen. Ik ben nog steeds vol bewondering voor het mechanisme van deze onthouding. Hoe perfect alles geregeld wordt zonder dat ik me ermee bemoei. Innerlijk ben ik me altijd bewust van mijn machteloosheid. Uiterlijk ziet niemand iets bijzonders aan mijn eten. Maar ik weet dat het een wonder is.
Het duurde drie weken voordat ik in OA over mijn onthouding durfde te vertellen. Het druiste in tegen alles wat ik in het programma had geleerd. Iedereen stelde onthouding gelijk aan het voedselplan. Zeker toen er op de groep iemand uit het buitenland bij was gekomen die haar jarenlange OA- ervaring met ons deelde. De bijeenkomsten werden daar sterk door beïnvloed en het voedselplan en ‘streng sponsoren’ vierden hoogtij.
Ik was bang dat mijn verhaal niet geaccepteerd zou worden. Maar na drie weken won mijn enthousiasme. Ik was er zó blij mee, hoe kon ik het voor me houden? En inderdaad kwam er ongeloof en kritiek en werd er zelfs achter mijn rug om beweerd dat ik niet echt een eetverslaafde was. Maar anderen sprak het wel aan en na een tijdje kregen meer mensen deze onthouding.
Later heb ik op een bijeenkomst in het buitenland eens een vrouw ontmoet die haar onthouding een jaar lang geheim had gehouden omdat ze bang was geen lid van OA te mogen blijven. Omdat ze de bijeenkomsten niet wilde missen leek het haar beter niet te vertellen over haar ervaring die zo tegenovergesteld was aan de voedselplan- benadering.
Ik geloof dat onthouding, ongeacht de vorm, begint bij de erkenning van machteloosheid. Dat is uniek aan het twaalfstappenprogramma en volgens mij heeft het mijn leven gered. Hoewel ik nog steeds heel dankbaar ben voor de lichamelijke bevrijding van verslaving, besef ik nu dat herstel ook op een dieper niveau moet plaatsvinden. Ik voel me nog altijd thuis in het programma juist omdat het spiritueel van aard is. En het zal mede daardoor een belangrijke rol in mijn leven blijven spelen.